In het oerbos van Bialowicz
Event ID: 634
01 januari 1918
Source ID: 55
“De opperbevelhebber Oost had mij toestemming gegeven om in het bos van Bialowiczer een hert te schieten. Ten tijde van de vredesonderhandelingen in Brest-Litowsk, rond de jaarwisseling 1917/18, begon ik aan de reis van Cambrai naar Brest. In de onverwarmde coupés was dat natuurlijk een bijzonder genot. Na een treinreis van drieënhalve dag meldden we ons bij het hoofdkwartier van de opperbevelhebber. Helaas waren de Russen die dag al vertrokken voor hun tiendaagse overleg, zodat we ze pas op de terugweg konden zien. De volgende dag vervolgden we onze reis naar Bialowicz. Bialowicz is een kroondomein van het huis Romanov, de enige plek in heel Europa waar het karakter van het oerwoud nog bewaard is gebleven. Het is eigenlijk geen echt oerwoud meer, omdat er systematisch paden en wegen doorheen zijn aangelegd. Maar juist daardoor was het voor mij mogelijk om tot in het diepst van het oerwoud door te dringen. We logeerden als gasten in het tsarenpaleis, dat qua smaak niets te wensen overlaat. De Russen hadden het oerwoud generaties lang nooit op bosbouwkundige wijze bewerkt. Pas de oorlog en onze bezetting van het bos hebben ertoe geleid dat de reusachtige voorraden, die het hart van elke boswachter sneller doen kloppen, bruikbaar zijn gemaakt. Dit is het werk van bosbouwadviseur Dr. Escherich. De tsaar had het bos alleen als wildpark gebruikt. Het edelhert en vooral de wisent zijn er inheems. Dit is het enige gebied in Europa, en zelfs in de hele wereld, waar de wisent nog in het wild voorkomt. Helaas hebben onze bekwame colonnes enz. de kudde van ongeveer zevenhonderd dieren zeer energiek aangepakt, en menig wisent is in de stoofpot van een musketier beland. Nu wordt de kudde nog maar op ongeveer honderdvijftig dieren geschat. Het is jammer dat dit dier door de oorlog bijna volledig is uitgeroeid.
Ik had veel geluk met mijn jachttochten. De sneeuw lag een halve meter hoog, waardoor het oerwoud er nog mooier uitzag dan anders, een beeld dat ik nooit zal vergeten. Ik jaagde met een slee en twee brave Panje-paarden. De Duitse boswachter Gürtner begeleidde me. Ik was zeer verbaasd dat ik in het wildpark van de tsaar zo weinig wild aantrof. Zes dagen lang reed ik rond zonder ook maar in de verte een gewei te zien, totdat ik uiteindelijk een poging deed om te voet kriskras door het struikgewas te jagen. Toen zag ik op tweehonderd passen afstand een machtig gewei staan. Al snel zag ik een tweede, een derde, en uiteindelijk telde ik minstens vijftien tot twintig jachtbare herten in een kudde. Ze kwamen recht op me af en trokken met de wind mee op honderdvijftig passen langs me heen, totdat uiteindelijk het voorste exemplaar me ontdekte en de hele kudde op de vlucht sloeg. Dat was voor mij het laatste moment. Ik stond precies zo dat de grote herten in een smalle strook langs me heen moesten komen. Maar het ging zo snel dat ik nauwelijks de sterke van de zwakke kon onderscheiden, en aangezien ik maar één hert mocht schieten, wilde ik natuurlijk geen klein exemplaar neerschieten. Ik keek door de lens van mijn telescoopgeweer en telde ongeveer tien tot twaalf herten met gewei, die al te ver weg waren voor mijn geweer.
Toen kwam er plotseling in rustig tempo een sterk hert aanlopen. Een goed hert herken je ook zonder verrekijker. Ik kon meteen zien dat het een sterk hert was. Op het moment dat ik de trekker overhaalde, drong zich tussen de sterke herten en mij een heel klein hert op. Boos op mezelf en mijn haast zei ik tegen de boswachter: “Of ik schiet erlangs, of het kleine hert ligt in het vuur.” Omdat er op die plek een kuil of iets dergelijks moest zijn, kon ik niet meer zien welk hert nu eigenlijk geraakt was. De herten waren van de grond verdwenen. We gingen naar de plek waar ik geschoten had en vonden niets.
Plotseling lag het dier vijf stappen voor me in een vrij groot gat, met een perfecte schotwond. De vreugde was groot. Blijkbaar had de kleermaker zich niet tussen het hert en mij gedrongen, maar achter het sterke hert. De kogel was niet doorgegaan, dus er was geen gevaar dat ook hij zou worden gedood.
Verrukt reed ik terug naar het tsarenpaleis en de volgende dag vertrok ik naar Brest. Hier waren inmiddels de Russen weer aangekomen en ook onze diplomaten en die van de bondgenoten waren aanwezig. Zo had ik de gelegenheid om ter plaatse de hele drukte van de vredesonderhandelingen te aanschouwen en de betreffende heren persoonlijk te leren kennen. Ik had bijna mevrouw Bicenko als tafelgenote gekregen. Het zou een groot, leuk gesprek zijn geworden. Ik verheugde me er erg op, want ook zij had enkele van haar vijanden uitgeschakeld. Het waren weliswaar ministers en groothertogen en dergelijke, waarvoor ze naar Siberië was verbannen, maar het was toch een aanknopingspunt voor een gesprek.”
Comments (0)