Skip to content

Reinhard over de Richthofens

Event ID: 670

Categorieën:

Ein Heldenleben, Ullstein & Co, 1920

17 augustus 1917

50.816141687498735, 3.2403333562695864
Markebeke
Marke

Source ID: 55

Ein Heldenleben, Ullstein & Co, 1920 p. 316

“De vriend van Richthofen, die hij zelf als zijn opvolger had aangewezen, schreef ooit het volgende over de Richthofens: De vader van Richthofen werd bij het eskader algemeen ”de vliegvader” genoemd, en terecht. Zijn twee zonen waren immers vlieghelden. Het aantal luchtzeges van deze twee bereikte het indrukwekkende aantal van honderdtwintig. Een derde zoon zit nog op de cadettenopleiding in Wahlstatt. Ook vader Richthofen vloog, weliswaar niet boven de vijand, maar om zijn zonen te bezoeken, en dat niet één keer, maar vaker. Zo’n bezoek was een ere-dag voor het eskader. Toen onze keizer hiervan hoorde, was hij erg blij en zei tegen zijn omgeving: “Wat, vliegt de oude ook?” Ondanks zijn leeftijd had vader Richthofen zich ter beschikking gesteld van de staat, maar omdat hij slechthorend was, kon hij niet meer in de frontlinie vechten en werd hij plaatselijk commandant. Het was een prachtig gezicht als vader Richthofen, omringd door zijn twee zonen, bij ons was. Drie stoere soldatenfiguren! Vader Richthofen was groot en breedgeschouderd, ondanks zijn leeftijd niet gebogen, met een markant gezicht; onze cavaleriekapitein was wat gedrongen, maar had een krachtig postuur, en Lothar was slank en gespierd, een ruiterfiguur. En net zoals hun uiterlijk meteen de oud-Pruisische officier kenmerkte, zo waren ook hun karakter en wezen door en door soldatesk.
Beide zonen hadden een voorbeeldige opleiding voor hun beroep genoten. Onze cavaleriekapitein was klassenoudste geweest in het cadettenkorps, een bewijs dat hij ook toen al de eerste was onder zijn gelijken. Vader Richthofen hield net als zijn zonen van openhartigheid en een rechtlijnig karakter. Op zijn Silezische manier was hij enigszins terughoudend tegenover vreemden. Hij had een bijzondere belangstelling voor de luchtvaart en haar officieren. Hij verbood zijn zonen nooit iets of predikte hen voorzichtigheid. Slechts één keer – en dat was na de vijfenzeventigste luchtoverwinning van zijn oudste zoon – zei hij dat het nu wel genoeg was en dat hij wat rustiger aan moest doen met het neerschieten van vijandelijke vliegtuigen. Je zou dit een voorteken kunnen noemen. Onze ritmeester was echter van mening dat hij als squadroncommandant verplicht was om de heren door zijn voorbeeld en durf mee te slepen. In het casino zat onze vliegervader bijna urenlang in het gezelschap van zijn kameraden en liet hij zich verhalen vertellen over de luchtgevechten. Hij verheugde zich over elk gewaagd vliegstukje, en omdat hij zelf vaak vanaf de grond ooggetuige was geweest van vele luchtgevechten, toonde hij ons veel begrip. Hij was ook bekend met onze vliegtaal en deelde met ons de vreugde en zorgen van de jachtvlieger. Vader Richthofen bezocht ons vooral vaak toen we in Vlaanderen lagen, want daar was hij niet ver van ons verwijderd en waren er veel feestelijke gelegenheden die aanleiding gaven tot zijn komst. Zoals de tweehonderdste luchtoverwinning van Jasta 11. Net als zijn zonen hield hij erg van gezelligheid. Net zoals we in de lucht trouwe kameraadschap hielden, deden we dat ook in ons casino, en daarin was Richthofen ons aller voorbeeld. Om vader Richthofen een bijzonder plezier te doen, benoemde de opperbevelhebber hem tot plaatselijk commandant van de grotere stad in onze buurt, zodat hij nog dichter bij zijn zonen zou zijn en hen vaak kon bezoeken. Maar het lot wilde dat we kort daarna naar een ander front werden overgeplaatst en onze vliegvader kon ons helaas niet volgen. Daarvoor was hij des te vaker een graag geziene gast bij Staffel Boelcke, waarmee zijn zoon ook nauwe banden had, aangezien hij daar zijn eerste vijftien tegenstanders had neergeschoten. Zijn favoriet bij dit squadron was de squadroncommandant, luitenant Lörzer. We vroegen onze pilootvader vaak om met ons op de foto te gaan voor een blijvende herinnering. Vader Richthofen had echter een grote afkeer van gefotografeerd worden; slechts één keer lukte het met list en bedrog om hem op de plaat te krijgen. Dat was toen Fokker ons op ons vliegveld bezocht en hem wilde filmen. Zijn zonen waren net zo. Alle foto’s die we van onze ritmeester hebben, zijn niet geposeerd en vallen zeker op door hun natuurlijkheid. De Richthofens hadden een hekel aan elke vorm van uiterlijk vertoon. Ze waren nooit opvallend gekleed en we zagen onze ritmeester zelden met al zijn talrijke onderscheidingen. De enige onderscheiding die hij graag droeg, was de Pour le mérite, de hoogste onderscheiding voor een soldaat. Zijn voorkomen was eenvoudig en sober, de zoon van zijn vader. In zijn district kreeg onze vliegervader vaak ovatie, maar die wees hij voor zichzelf af. Dat we onze vliegervader zo vereerden en in ons hart sloten, zal iedereen begrijpen.

Onze cavaleriekapitein was een echte man. Hij had een sterk gevormde persoonlijkheid, maar was op het eerste gezicht en voor iemand die hem maar kort kende moeilijk te begrijpen. Zoals gebruikelijk bij Sileziërs kwam hij bij onbekende mensen maar langzaam uit zijn schulp. Maar als hij iemand eenmaal in zijn hart had gesloten, ging hij voor hem door het vuur. Velen, vooral in de luchtmacht, waren van mening dat onze cavaleriekapitein trots en ongenaakbaar was. Het klopt misschien wel dat hij zijn mensen eerst goed bekeek, maar hij beoordeelde hen niet op hun uiterlijk, maar alleen op hun daden. Hij was een echte ‘militaire soldaat’. Een infanterist die dagelijks het spervuur doorstond of vele moeilijke stormen had doorstaan, was voor hem zeker evenveel waard als een piloot met luchtzeges. Hij was van nature terughoudend en stelde zich alleen open voor degenen die hij in de loop van de tijd als persoonlijkheden was gaan waarderen. In zijn vrije tijd probeerde hij zich verder te ontwikkelen. Maar je zou hem nooit een boekenwurm hebben kunnen noemen. Gesprekken met hem waren altijd stimulerend. Dat hij ook als schrijver actief was, blijkt uit zijn boek “Der rote Kampfflieger” (De rode gevechtsvlieger), dat vooral bedoeld was om jongeren te inspireren en te motiveren. Ik heb hem ook vaak gedetailleerde militaire rapporten zien maken. Zo maakte hij kort voor zijn dood aantekeningen over hoe hij zich een bekwame jachtvlieger voorstelde, hoe hij in de lucht vocht in kleine en grote formaties, kortom, wat je als jachtvlieger wel en niet moet doen. Hij was een zeer doelgerichte persoonlijkheid. Wat hij van anderen eiste, eiste hij in de eerste plaats ook van zichzelf. Door zijn voorbeeld probeerde hij ons mee te slepen en ons op te leiden tot bekwame piloten. Vaak was hij de eerste op het vliegveld en kwamen wij beschaamd na hem naar de start. Ook tegenover zijn superieuren wist hij wat hij wilde. Als hij iets als juist had erkend, drong hij dat onvermurwbaar door. Hij was geen eenzijdige persoonlijkheid. Hij was in alles geïnteresseerd, natuurlijk vooral in militaire zaken. Hij praatte graag met infanteristen die net uit de loopgraven kwamen en liet zich vertellen hoe het hen was vergaan en wat ze van Duitse en vijandelijke vliegtuigen hadden gezien. Als hij langs artillerieobservatieposten kwam, stapte hij graag uit en keek hij met een verrekijker naar het slagveld. Hij ging graag naar luchtverdedigingsofficieren, liet zich uitvoerig informeren over luchtgevechten en keek er zelf met een verrekijker naar, vooral in de periode dat hij zelf niet kon vliegen. Ook praatte hij graag met de heren van de luchtvaartafdelingen. Zijn interesse ging niet alleen uit naar de jachtvliegerij; hij kende ook de zorgen en pijn van de luchtvaartafdelingen van de infanterievliegers, gevechtsvliegers en artillerievliegers en sprak graag met deze heren over de samenwerking tussen de verschillende soorten vliegtuigen. Kortom, hij was niet alleen specialist in de jachtluchtvaart, maar hij raakte ook geïnteresseerd in de hele militaire opbouw en was een geboren generaal. Als hij eenmaal iets in zijn hoofd had, voerde hij dat ook volledig uit. Maar als hij inzag dat iets ondoelmatig was, maakte hij er snel een einde aan en hield hij zijn mening niet voor zich. Het liefst had hij leidinggevenden met wie hij vrijuit kon spreken en die hem zijn openhartigheid niet kwalijk namen. Net zoals hij vrijuit zei wat hij dacht, hield hij ook van openhartigheid bij zijn ondergeschikten. Hij nam het deze heren nooit kwalijk als ze een tegengestelde mening hadden en zei heel openlijk tegen hen: “Zo heb ik het graag.” Door zijn karakter stootte hij bij sommigen in het verkeerde keelgat, want niet iedereen kan tegen een openlijke mening. Ook zijn boek, waarin hij openlijk zei wat hij dacht,
zorgde voor veel hoofdschudden. Richthofen was slim. Als hij merkte dat iemand de waarheid niet kon verdragen, sloot hij zich af voor die persoon, wat soms verkeerd werd geïnterpreteerd. Hij hield niet van praatziekte. Als iemand hem een geheim toevertrouwde, kon men op hem rekenen, want dan was hij zo stil als een graf. Als leidinggevende was hij ook geliefd, omdat hij iemand met zijn hele persoon vertegenwoordigde. Het gevolg was dat we voor hem door het vuur gingen. Dat hij op jonge leeftijd werd aangesteld in de verantwoordelijke functie van eskadercommandant, vereiste dat hij zich ook als zodanig gedroeg.

Hij heeft zich nooit iets te verwijten gehad tegenover een meerdere of een ondergeschikte. Hij was van jongs af aan gewoon een militair soldaat.

In de kring van kameraden, in het casino, toonde hij zich van een heel andere kant. Daar was hij opgewekt, genoot van de jeugd en stond open voor grappen. Een vriendelijke grap nam hij nooit kwalijk. Zo plaatsten we op een avond een Engelse soldaat met een opgezet bajonet in zijn kamer om hem te laten schrikken, en hij vond het geweldig. Hij kende zijn kameraden door en door en had meteen door dat het een grap was.

In het casino was hij onze gelijke, een kameraad die mee dronk en plezier maakte, maar nooit in het extreme. Hij hield van gezelligheid en was blij met elke gast; alleen diegenen die hem wilden uithoren, vooral journalisten, daar hield hij niet van. Dan sloot hij zich helemaal af, zei geen woord en keerde in zichzelf. Dat werd hem vaak verkeerd uitgelegd.

Met heel zijn hart en zijn fijne ziel hing hij aan Jagdstaffel 11. Alleen het allerbeste was goed genoeg voor deze eenheid. Het is volledig zijn verdienste dat deze jachteenheid de beste en de eerste is geworden. Als men mij vraagt waarom, kan ik enkel zeggen: omdat hij door zijn voorbeeld iedereen meesleepte.

Hij vertelde ons hoe het luchtgevecht gevoerd moest worden, toonde het ons in de lucht, en eiste dat wij het hem nadeed. Als we dat niet deden – ofwel omdat we de zenuwen ervoor misten, of omdat we het roekeloze waaghalzerij ontbeerden dat hij van elke jachtvlieger eiste – dan sprak hij daar open met ons over. Hij zei dan dat hij zich dat anders had voorgesteld en dat het wellicht verstandiger zou zijn een ander militair beroep te kiezen.

Dat hij bijzonder hecht was met de mannen van zijn Jasta 11 is te verklaren door de kameraadschap in de lucht. Zo was onze Richthofen. Hij beoordeelde zijn mannen naar wat zij als jachtvlieger presteerden. Na de eerste vluchten wist hij al precies wie wat in huis had – en ze hoefden nog niet eens in de lucht gevochten te hebben.

“Niet naar wat iemand zegt, maar naar wat iemand presteert, beoordeel ik hem,” zei hij.

Als men hem vroeg hoe hij zelf als jachtvlieger was begonnen, dan verwees hij altijd naar zijn leraar, de grootmeester Boelcke, die hem als levensmotto meegaf: “Het belangrijkste is: dicht bij de vijand komen! Daarna komt nog een beetje schieten en raken!”

En juist daarin was Richthofen onze meester, want hij hield van jongs af aan al van de jacht en was een uitmuntend schutter.”

Comments (0)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top