MvR bezoekt JG I
Event ID: 417
Categorieën:
22 juli 1917
Source ID: 58
“Tegenwoordig is het geduld van de cavaleriekapitein op. Hij hoeft het “tere bloempje” niet lang meer te prikkelen. De twee hebben er genoeg van. Gisteravond, zoals elke nacht, hebben Engelse vliegtuigen het stadje weer bezocht en ’s morgens kreeg Baron von Richthofen opnieuw het advies om eindelijk naar huis te gaan, naar Duitsland, naar Schweidnitz in Silezië. Ten eerste zou het fijn zijn om thuis te zijn en ten tweede waren er nog geen vijandelijke bommen gevallen in Schweidnitz en er zouden er waarschijnlijk geen vallen in de nabije toekomst en bovendien zou het goed zijn voor een mishandeld hoofd om wat rust te krijgen.
Voor de cavaleriekapitein is dit heel logisch. Hij kijkt de dokters en verpleegsters met een kleine glimlach aan. Natuurlijk, zegt hij, zo’n kleine verandering is zeker niet te versmaden. En hij is vastbesloten. Hij wilde zijn eskadron in Marckebeeke bezoeken.
En de volgende dag, direct na de lunch, komt de adjudant hen ophalen. Ondertussen is Richthofen’s vader gearriveerd en een hele compagnie reist naar Marckebeeke. Haar zus gaat ook mee en het kan haar niet veel schelen dat de cavaleriekapitein grimast. Met een verpleegster op het vliegkamp verschijnen is helemaal niet zijn smaak. Maar hij bijt zich vast in graniet. De verpleegster verklaart grimmig dat als de cavaleriekapitein zulke kattenkwaad gaat uithalen met zijn ongenezen hoofd, zij er wel bij zal zijn.
De reis begint. De auto rijdt langzaam en voorzichtig. Ze zitten dicht op elkaar: Richthofen, luitenant Wolff, majoor Richthofen, eerste luitenant Bodenschatz en de verpleegster. De hele reis duurt slechts een kwartier, maar in dat kwartier worden ze omringd door marcherende troepen en reizende colonnes. Sommigen kwamen uit de strijd en anderen gingen erin. De sneeuwwitte hoofdtooi van de cavaleriekapitein schitterde al van verre en de eerste infanteristen die ze zagen, staarden nieuwsgierig en vermoeid de wagon in. Toen hieven ze plotseling hun gezichten hoger, ontdekten het Pour le mérite in de nek van de jonge Uhlan officier en keken beter naar zijn gezicht.
“Richthofen!!!” bulderen plotseling de lange colonnes. En een storm van dankbaarheid raast door de infanterie. Magere handen worden geheven en gezwaaid, geweren worden gezwaaid, stalen helmen worden geheven, de bleke, uitgeputte gezichten verstrakken, de wagen wordt omringd door officieren en manschappen.
De infanterie weet wat deze gewonde jonge officier voor hen waard is. Op het hoogtepunt van de doodsnood, toen ze verkrampt en weerloos in hun natte holen in de grond zaten en de orkaan van kluiten aarde en stukken ijzer over hen heen gierde, toen ze hun woede in zichzelf opaten, toen geen geweer, geen handgranaat, geen pistool, geen moed hen iets kon doen in het helse artillerievuur… dan was het altijd een oneindig troostend gezicht voor haar geweest als de rode machines hoog boven haar zichtbaar werden, en als de vijandelijke infanterievliegtuigen nerveus begonnen te wankelen en op te stijgen, of als het artillerievliegtuig, dat als een lelijke wesp boven hen hing en schot na schot op hen liet neerkomen, plotseling naar huis brulde.
“Richthofen!!!” Op en neer joegen de compagnieën deze naam na, de chauffeurs op de kanonnen en wagens stonden wild op van hun stoelen, zwaaiden en schreeuwden, het was een oneindig lang hekwerk van liefde en respect waar de cavaleriekapitein doorheen reed. Hij is opgelucht als het vliegveld eindelijk verschijnt. Eerste luitenant von Doering meldt zich.
De commandant geeft hem een hand. Hij zegt eigenlijk niet veel, maar zijn heldere ogen zeggen des te meer. Hij ziet de vertrouwde gezichten en de eenvoudige kamers weer, hij bekijkt de vaak opgelapte en vaak doorgeschoten machines, loopt er lang omheen en zegt nu bijna fel: “Jullie krijgen nieuwe Fokker driedekkers, ze klimmen als apen en zijn zo wendbaar als duivels”.
Dan gaan ze op het terras zitten, bekronen Richthofens stoel met bloemen, groeperen zich zo schilderachtig mogelijk om hem heen en laten zich fotograferen. Daarna drinken ze koffie.
Als hij weer afscheid neemt, zegt hij niet wanneer hij eindelijk terug zal zijn. Maar dat hoeft hij ook niet te zeggen: dat zien ze allemaal aan zijn gezicht. De manier waarop hij kijkt en de manier waarop hij zich over het vliegveld heeft bewogen en het weinige dat hij heeft gezegd… hij zal heel snel terug zijn.”
Comments (0)