Skip to content

Beste Richthofen!

Event ID: 587

Categorieën:

Ein Heldenleben, Ullstein & Co, 1920

21 april 1918

49.928483341520156, 2.762579459937117
Cappy

Source ID: 55

Ein Heldenleben, Ullstein & Co, 1920 p. 254

“Brief van luitenant Hans Joachim Wolff aan luitenant Lothar Freiherr von Richthofen Luchthaven, 25 april 1918

Beste Richthofen!

Ik kan nog steeds niet geloven dat het waar is. Het voelt alsof ik een nare droom heb gehad die voorbij moet gaan. Maar het moet wel waar zijn, want iedereen heeft het erover. Ik moet er maar niet over nadenken, anders moet ik huilen. Ik begrijp je pijn, want niets kan je dieper raken dan het verlies van je grote broer. De grootste pijn die een mens kan overkomen. Maar ook wij allemaal, zelfs de jongste monteur, rouwen. We rouwen om een man die alles voor ons was, voor wie we alles met vreugde zouden hebben gegeven. Maar helaas was het ons niet gegund om hem onze onwankelbare trouw te bewijzen. Ik ben bijzonder ongelukkig. Ik heb meer verloren dan alleen het grote voorbeeld dat hij voor iedereen was. Ik hield van hem als van een vader. Ik was gelukkig als ik bij hem mocht zijn. Dat was juist in die tijd het geval. We spraken over een vlucht naar Freiburg en Speyer. Die zou op 24 april plaatsvinden. De heer Rittmeister wilde een paar dagen naar het Zwarte Woud om naar de kapelaan te kijken en daarna naar de Pfalzwerken. En dat zal nu allemaal niet meer gebeuren. Hoe zal alles nu anders worden. Echt alles mocht gebeuren, behalve dat. Het lot was te wreed. Op 20 april ’s avonds schoot hij nog zijn zevenennegentigste en tachtigste neer. Laat in de avond, tegen half acht, waren we weer opgestegen. Een divisie die bij Villers-Bretonneux lag, had om bescherming gevraagd. We waren nog maar net aangekomen toen we een hele groep Sopwith-Camels tegenkwamen, die natuurlijk meteen werden aangevallen. Binnen een seconde stond de eerste in brand, even later de tweede en nog even later de derde. Ik heb de mijne helaas niet geraakt. – Ik heb nu trouwens negen neergeschoten vliegtuigen op mijn naam staan. – Twee waren voor de heer Rittmeister, één voor luitenant Weiß, die nu onze eskader leidt en achttien neergeschoten vliegtuigen op zijn naam heeft staan. De heer Rittmeister moet ontzettend blij zijn geweest met deze twee neergeschoten vliegtuigen. Na het luchtgevecht daalde hij heel laag, zodat iedereen zijn rode vliegtuig kon zien, en zwaaide naar de infanteristen en de colonnes. Iedereen wist natuurlijk wie er in het vliegtuig zat en iedereen had kort daarvoor de brandende Engelsen gezien. Enthousiast zwaaiden ze allemaal en zwaaiden met hun petten. Toen de heer Rittmeister landde, klapte hij in zijn handen en was hij ontzettend blij, terwijl hij zei: “Goh, tachtig is toch een behoorlijk aantal.” En we waren allemaal blij met hem en keken enthousiast naar hem op.

Dat was de avond ervoor, toen kwam de noodlottige ochtend. We vertrokken om kwart voor twaalf ’s ochtends in twee groepen. De eerste groep: de heer Rittmeister, luitenant Freiherr von Richthofen (een neef van Manfred), eerste luitenant Karjus, vice-sergeant Scholtz en ik. We waren nog maar net aan het front aangekomen toen we onder ons, aan deze kant in de buurt van Samel, ongeveer zeven Sopwith-Camels zagen. Behalve wij vijf was er nog Jasta 5 in de buurt, maar veel verder aan deze kant in de buurt van Sailly le Sec. Boven ons waren nog zeven Sopwith-Camels, die echter deels Jafta 5 aanvielen en deels boven bleven. Een of twee kwamen nog naar ons toe. We begonnen te vechten. Tijdens het gevecht zag ik de heer Rittmeister vaak in mijn buurt, maar hij had nog niemand neergeschoten. Van onze keten was alleen Oberleutnant Karjus bij mij. Vizefeldwebel Scholtz vocht in de buurt van Sailly le Sec met de Albatrossen. Luitenant von Richthofen was blijkbaar nog niet helemaal op de hoogte, aangezien het ongeveer zijn eerste luchtgevecht was. Terwijl ik met eerste luitenant Karjus tegen twee of drie Camels vocht, zag ik plotseling het rode toestel naast me, hoe hij een Camel neerschoot, die eerst in een spin terechtkwam en vervolgens in een steile duikvlucht naar het westen wegvloog.

Deze strijd speelde zich al verderop af, ter hoogte van Hamelet. We hadden een vrij sterke oostenwind, en daar had ook de heer Rittmeister waarschijnlijk niet aan gedacht. Omdat ik nu wat vrije ruimte had, hield ik me wat intensiever bezig met een Camel en schoot hem neer. Terwijl de Camel neerstortte, keek ik om naar de heer Rittmeister en zag hem op zeer lage hoogte, ongeveer boven de Somme bij Corbie, nog steeds achter de Engelsman aan vliegen. Ik schudde onbewust mijn hoofd en verbaasde me erover dat de heer Rittmeister een tegenstander zo ver achtervolgde. Terwijl ik nog wilde kijken waar mijn schot terechtkwam, hoorde ik plotseling M. G. achter me en werd ik aangevallen door een nieuwe Camel. Dat was een kanon dat ongeveer twintig treffers in mijn toestel maakte. Toen ik nu gelukkig was geland, keek ik om naar de heer Rittmeister, maar zag niemand meer, behalve luitenant Karjus, die in mijn buurt was, maar ook nog niet helemaal op de hoogte was. Toen begon ik me een beetje ongemakkelijk te voelen, omdat ik de heer Rittmeister absoluut had moeten zien. We cirkelden nog een tijdje in de buurt, werden ook nog eens aangevallen door een Engelsman, die we tot ongeveer negenhonderd meter boven Corbie achtervolgden, maar van de heer Rittmeister geen spoor. Met een slecht voorgevoel kwam ik thuis. Daar waren al berichten. Een rode driemaster ten noordwesten van Corbie was veilig geland. Dat een andere Engelsman hem van achteren had neergeschoten, was uitgesloten, daar kon ik meteen voor instaan. Dat zou ook het ergste voor mij zijn geweest, omdat ik mezelf als persoonlijke bescherming van de heer Rittmeister beschouwde. De heer Rittmeister zou de Engelsman hebben neergeschoten, toen wilde hij omhoog trekken, maar maakte plotseling een steile glijvlucht en landde soepel. Er waren nu dus twee mogelijkheden. De machine overbelast, een of andere klep eruit gesprongen, en de motor staat stil. De andere mogelijkheid: een treffer vanuit de grond in de motor. Maar hij moest wel in leven zijn, en dat verzachtte onze pijn enigszins. Ja, we waren blij voor zijn ouders, die hun grote zoon na de oorlog weer zouden kunnen zien. En toen kwam majoor Hähnelt de volgende dag en vertelde ons dat de heer Rittmeister was gesneuveld. Dat was onmogelijk, dat kon toch niet waar zijn. En toen kwam er meteen een vreselijk vermoeden bij me op. Een gerucht dat een tijdje de ronde deed. Met een dodelijk schot vanaf de grond kun je een driemaster niet meer veilig laten landen. Maar er liggen Australiërs die hebben gezien hoe de Engelsman werd neergeschoten, en plotseling moet de driemaster daar landen. Nee, het is onvoorstelbaar. Zijn alle mensen dan echt al zo verruwd? U zult daar waarschijnlijk ook nog precies nieuws over krijgen. En mocht het waar zijn, dan zal het Duitse volk eensgezind verantwoording eisen. En wij, het jachteskader Richthofen, in het bijzonder zijn eskader 11, zullen de Engelsen bewijzen dat, ook al is Richthofen dood, zijn geest voor altijd bij ons zal voortleven. U zult zich daar nog over verbazen. Ik wens u verder een spoedig herstel. Hopelijk kunt u ons binnenkort weer naar de overwinning leiden. Want wij worden slechts door één gedachte bezield, en dat is uw grote heldhaftige broer te wreken. Nogmaals mijn oprechte deelneming.

Met de meest oprechte groeten

Uw Hans Joachim Wolff.”

Comments (0)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top