Aan het westelijk front
Event ID: 613
Categorieën:
14 april 1917
Source ID: 54
“Toen de jonge held Boelcke sneuvelde, ging er een diepe rouw door het Duitse volk en het gevoel: ”We zullen nooit meer iemand zoals hem zien.”
Maar de belofte die de luchtmacht bij het graf van Boelcke aflegde om zijn geest levend te houden en hem altijd na te streven met alle krachten van geest en lichaam, die belofte hebben ze trouw gehouden.
Uit het grote aantal van zijn leerlingen zijn nieuwe succesvolle strijders voortgekomen, met als eerste degene die het volk de afgelopen maanden met een even plotselinge vlucht naar de zonnige hoogten van de roem heeft zien stijgen, en die, net als Boelcke, naast zichzelf een kring van briljante, door dezelfde geest bezielde, door hem tot succesvolle navolging aangespoorde naaste metgezellen heeft gevormd.
Ik hoef zijn naam niet te noemen; iedereen juicht vandaag de baron von Richthofen toe, die onlangs door de keizer tot ritmeester is benoemd. En het huidige legerrapport eert naast hem zijn hele jachteskader, dat gisteren van de 24 vijandelijke vliegtuigen die over het hele westfront zijn neergeschoten, er 14 heeft neergehaald.
Een gelukkig toeval bracht mij juist op de avond van die dag als gast bij de jachteskader Richthofen.
Het was al donker en dus zag ik die avond alleen de mooie cafés, die een kunstzinnig lid van de eskader zelf met zorg en smaak had ingericht met wandbekleding, tapijten en schilderijen, waardoor ze gezellig en comfortabel waren.
De individuele woonkamers van de officieren waren eveneens gezellig ingericht.
Richthofens appartement werd mij met bijzondere trots door zijn kameraad getoond. Het was versierd met de trofeeën van zijn carrière, de gekleurde nationale symbolen van de vliegtuigen die hij had neergeschoten en andere onderdelen daarvan. Aan het plafond hing, vakkundig omgebouwd tot een kroonluchter met meerdere armen, een vijandelijke Gnome-motor, boven de deur het machinegeweer van zijn gevaarlijkste tegenstander, de Engelse majoor Hawker, die een van de meest succesvolle Engelse gevechtspiloten zou zijn geweest.
Deze gezelligheid van het huis – dat ze overigens moeten verdedigen tegen het voortdurende gevaar van vijandelijke bombardementen – is van niet te onderschatten belang. Want alleen de meest absolute beheersing van de zenuwen, gegarandeerd door lichamelijk en geestelijk welzijn, maakt het mogelijk om aan de buitengewone eisen van de luchtstrijd te voldoen.
Het is voor de historische zin een genoegen om in de geschiedenis van ons volk steeds weer dezelfde namen van oude geslachten met onderscheiding naar voren te zien komen. Hoe zijn, om maar iets te noemen, de families Bülow, Goeben, Alvensleben enz. verbonden met de oorlogen van Pruisen en ook met zijn leven en wezen; wie Fontane kent, weet dat.
Ook de Richthofens hebben veel betekend voor ons volk. Vooral voor het kleinere Silezische landschap, waar ze met vele takken vertegenwoordigd zijn. Tot nu toe hebben ze zich minder op militair gebied dan op andere gebieden onderscheiden. Nu was dat ook gebeurd door deze jonge officier voor mij.
Tijdens het diner keek ik met heimelijke vreugde naar hem. Hij was net als Boelcke van gemiddelde lengte, krachtig gebouwd, zijn hoofd met het gewelfde voorhoofd en de Germaanse lichte blauwe ogen – waarvan de uitdrukking opvallend aan die van Boelcke deed denken – verbaasde me door de bijna roze frisheid van de kleur. Er stond niets geschreven over de enorme zenuwspanning die gepaard ging met de dagelijkse individuele gevechten op leven en dood.
Ook zijn hele wezen was van een verrassend rustige, terughoudende, bijna tedere aard, buitengewoon aangenaam en heel eenvoudig, zonder een schaduw van roemzucht, ook al was de vreugdevolle trots op zijn jonge glans in zijn ziel herkenbaar – en zijn rust zou dat ook moeten zijn geweest, als dat niet zo was geweest. Alleen zijn sterk gevormde kin verraadde misschien hoe hij op zijn hele omgeving inwerkte, die zichtbaar aan hun leider hing met een heel eigenaardige mengeling van vrolijke kameraadschap, enthousiaste bewondering en absolute onderdanigheid…
Mijn vraag of hij zijn successen toeschreef aan een speciale techniek in de luchtstrijd, ontkende hij resoluut. Zoiets had hij niet. Natuurlijk moest men zijn machine beheersen, maar hij hechtte geen belang aan speciale vliegkunsten, verrassende duikvluchten, loopings en dergelijke, en stimuleerde die ook niet in zijn eskader. “Aanvallen”, dat was alles.
In vliegkringen had ik eerder gehoord dat de fysieke basis voor het succes van Boelcke en Immelmann een bijzondere vaardigheid van deze twee was, namelijk het zonder enige bewustzijnsstoornis doorstaan van plotselinge duikvluchten door grote hoogteverschillen en daarmee luchtdrukverschillen, die bij anderen secondenlange duizeligheid zouden veroorzaken. Daardoor zouden ze in staat zijn geweest om de tegenstander onverwachts van bovenaf aan te vallen en neer te halen, voordat hij zelf goed en wel besefte wat er gebeurde.
Richthofen glimlachte hierom. Hij gelooft niet dat Boelcke door een bijzondere fysieke weerbaarheid tegen atmosferische invloeden een puur lichamelijk voordeel had ten opzichte van anderen; Boelcke was immers zelfs astmatisch.
Zelf was hij totaal onbekend met het idee van bewustzijnsverduistering door snelle drukverschillen; zelfs bij de grootste en snelste hoogteverliezen voelde hij geen enkele lichamelijke beperking.
Tijdens het gesprek vroeg ik hem of hij zich na zo’n luchtgevecht in een buitengewone opwinding bevond, in een trilling van het hele zenuwstelsel. “Nee”, zei hij, “dat kan ik absoluut niet zeggen. Aan het einde van een dag waarop ik meerdere keren heb gevlogen, ben ik gewoon doodmoe en verlang ik naar mijn bed.”
Hij gaat inderdaad altijd heel vroeg naar bed. Ook vandaag deed hij dat al voor tien uur. Daarna vertelden zijn kameraden, die met een heel eigenaardige en prachtige mix van vriendschap, bewondering en trots aan hun leider gehecht waren, mij een aantal dingen waarin zij het geheim van zijn superioriteit zagen.
Bovenal heeft hij een fantastisch oog, dat ronduit fenomenaal is. Hij ziet altijd twee- tot driemaal zoveel en even scherp als de anderen. Als nog niemand in de verre lucht vijandelijke vliegtuigen kan waarnemen, ontdekt hij ze, hun aantal en soort, en zijn oog laat ze niet los in de flikkering van de lucht. Dit jachtersoog helpt hem ook bij het vliegen en schieten.
Een tweede eigenschap is zijn tomeloze vastberadenheid en vasthoudendheid. Hij gaat altijd onmiddellijk en rechtstreeks op de beoogde tegenstander af en laat hem niet los totdat hij is uitgeschakeld; de gedachte dat ook hij geraakt kan worden, lijkt niet bij hem op te komen.
Net als bij Boelcke beperkt de effectiviteit en waarde van Richthofen voor ons zich echter, zoals gezegd, niet tot zijn persoonlijke prestaties in de strijd, maar heeft hij in zijn eskader ook een groep leerlingen en assistenten om zich heen verzameld, die hij, vervuld van de geest van Boelcke, tot de hoogste prestaties aanspoort.
Naast het in augustus vorig jaar opgerichte jachteskader Boelcke, dat sindsdien deze naam draagt en hem eer aandoet en vandaag – dat wil zeggen, op de dag waarover ik spreek – met 130 neergeschoten vijanden veruit aan de top van onze gevechtsvliegtuigeskaders staat, is het jachteskader Richthofen sinds januari al tot 70 gestegen.
Van de iets grotere groep van het eskader waren vandaag negen vliegofficieren aanwezig. Allemaal heel jonge mensen, niemand leek ouder dan de Führer, de meesten leken ongeveer 22 tot 23 jaar oud.
Onder hen kwam luitenant Schäfer, een lange en slanke man die 16 vijanden had verslagen, het dichtst in de buurt van de Führer wat betreft vliegheldendom. Dan was er nog de jonge, beweeglijke en humoristische luitenant Wolff met 9. Sinds kort had de Führer ook zijn jongere broer, luitenant Freiherr Lothar von Richthofen, in zijn eskader opgenomen en vloog hij graag samen met hem.
Ook bij de anderen, die nog niet dezelfde prestaties konden voorleggen, was de trots om tot dit eskader te behoren onmiskenbaar aanwezig. Het was eigenlijk een heel vreemde indruk, vooral voor mij als universitair docent, die gewend was om jongens van deze leeftijd als studenten om zich heen te zien, om deze kring van jonge mannen hier te observeren, die zich in hun jeugdige uiterlijk, in de frisse en onschuldige vrolijkheid van hun wezen, in hun grappen en hun warmte helemaal als eenvoudige, vrolijke, goede jongens voordeden, en dat zijn ze ook zonder twijfel – en die nu tegelijkertijd bewonderde helden waren, die elk meer dan één mens hadden verslagen in een gevaarlijke een-op-een-gevecht hoog boven de grond.
Ik realiseerde me één ding: het is juist de grote jeugd, die in het volle bezit is van haar zenuwelasticiteit en alleen leeft en handelt, die kan presteren wat we onze gevechtsvliegers zien presteren…
Ze hadden een heel andere mening over hun Franse en Engelse tegenstanders.
Ze leken minder respect te hebben voor de Franse piloten dan voor de Engelse. De Fransen vlogen behendig, maar waren uiterst voorzichtig, en het kwam erop aan om ze überhaupt tot een luchtgevecht uit te dagen of ze te verrassen.
Het tegenovergestelde geldt voor de Engelsman, die altijd en zonder meer elke strijd aangaat die hem wordt aangeboden; in zijn hoofd lijkt het idee dat het ook anders zou kunnen helemaal niet mogelijk, vaak zelfs als het ronduit dom zou zijn om niet uit de weg te gaan. De Engelse piloten zijn zonder uitzondering buitengewoon roekeloos, vaak zelfs onbezonnen, zodat men moet aannemen dat er bij hen een uiterst strenge discipline heerst, of dat ze helemaal niet veel nadenken en gewoon gaan als er een bevel komt…
In de vroege ochtend van de 13e hing er ijskoude lucht en een wolkenloze hemel boven het vliegveld en de uitgestrekte vlakte. Vliegweer! Het kanongebulder van de Slag bij Arras was de afgelopen dagen afgenomen; ’s nachts was er slechts af en toe een beetje gerommel geweest, hoewel we slechts enkele kilometers van het front verwijderd waren, en vandaag in de vroege ochtend was er in de heldere, zonovergoten lucht helemaal niets te horen. Maar de piloten tuurden in de flikkerende blauwe lucht, alsof ze iets aanvoelden, en keken naar hun leider.
“Vandaag gaat het regenen”, zeiden ze en lachten. Toen we naar de startplaats liepen, glansden de lage schuren en huisjes van het vliegveld in de ontdooiende rijp alsof ze net gewassen waren. Aan de rand van het vrije vliegveld stonden vijf tweedekkers in een rij klaar voor vertrek; een zesde, die van baron von Richthofen, iets verder naar voren aan de zijkant. Ze waren allemaal van hetzelfde type, kort en gedrongen en kleiner dan ik tot nu toe had gezien.
En wat nog meer afstak tegen vroegere tijden, ze waren allemaal verschillend beschilderd. Van veraf zagen ze eruit als kleurrijke, schitterende reuzinsecten, als een zwerm lichtgevende vlinders die met uitgespreide vleugels op de grond zonnen. Het principe om zich zo luchtkleurig mogelijk te maken, was hier volledig verlaten.
“Onzichtbaarheid”, zo werd mij uitgelegd, “bereik je toch niet, maar je loopt wel het risico dat vijandelijke en bevriende vliegtuigen door elkaar worden gehaald. Deze verschillende tekens op de rompen zijn duidelijk zichtbaar in de lucht, je herkent elkaar tijdens de strijd en kunt elkaar ondersteunen.” Daarom had elke piloot zijn persoonlijke vliegtuig, waarmee hij altijd vloog en waarmee hij als met een levend wezen was vergroeid, een speciale tekening gegeven, waardoor zijn kameraden hem tijdens de luchtgevechten in de gaten konden houden en altijd wisten wie het vliegtuig bestuurde. Het ene vliegtuig had een witte of rode of anders gekleurde streep, een ander had die dwars of in de lengte, enzovoort. In de ogen van Richthofen straalde iets als de trots van een ridder die weet dat zijn schild en helmteken bij de tegenstander bekend en gevreesd zijn. “Zo zorg ik ervoor dat mijn eskader altijd kan zien waar ik ben.”
We voelen inderdaad al heel sterk hoezeer de oude ridderlijkheid in de moderne luchtstrijd weer tot leven is gekomen; hier versterkte de persoonlijke markering van de uitrustingen door ver stralende tekens die indruk nog. Deze jonge strijders trokken er echt net zo uit als de middeleeuwse heren, waarover de kroniekschrijver Froissart uit de 14e eeuw zo kleurrijk vertelt, met hun glanzende linten, wapenschilden en vaandels, die hen en hun trots herkenbaar maakten, zelfs met gesloten vizier.
Een voor een trokken degenen die zouden opstijgen hun vliegkleding aan, die eruitzag als een kruising tussen een duikerpak en een Hollandse vissersuitrusting, en slenterden ze, met hun handen in de wijde broekzakken, lachend en grappen makend tussen de vliegtuigen door die door de vliegtuigmonteurs startklaar waren gemaakt, of stonden ze rond de grote telescoop waarmee de lucht zorgvuldig werd geobserveerd.
Ook Richthofen had zijn uniform al aangetrokken en keek aandachtig met het blote oog naar het firmament. Plotseling – ikzelf zag boven in het flikkerende blauw nergens ook maar het minste – wendde hij zich snel naar een opgehangen bel en luidde het alarm. In een oogwenk sprongen alle monteurs naar hun toestellen; elke piloot haastte zich naar het zijne, klom in de stoel, de propellers begonnen te dreunen, één voor één renden de kleine, snelle vliegtuigen een stukje over de grond, maakten zich los en stegen toen snel op in het blauw. Als laatste Richthofens toestel.
De achtergebleven piloten, de vliegtuigmonteurs, de ordonnansen en bewakers volgden nu allemaal met grote spanning de gebeurtenissen in de lucht. Nu zag ook ik, eerst door de bril, daarna zonder, een eskader Engelse vliegtuigen; minstens zes, misschien meer. Ik moest ze goed in de gaten houden, anders zou ik ze meteen weer kwijtraken in het flikkerende licht.
De piloten zagen het anders. Ze herkenden en benoemden de afzonderlijke types en riepen verontwaardigd: “Wat een brutaliteit! Ze komen hier op amper meer dan 2000 meter hoogte! Wat denken ze wel niet?”
De Engelsen leken nu te aarzelen en het gevaar dat hen bedreigde te beseffen; ze cirkelden onrustig door elkaar. Het duurde maar een paar minuten voordat de onze dezelfde of een nog grotere hoogte hadden bereikt. Vanuit de lucht klonk het scherpe gekletter van machinegeweren; de vijand had de strijd aangenomen. Alle vliegtuigen vormden een uitgestrekte zwerm van heldere, door elkaar cirkelende punten.
Mijn buren begeleidden alle fasen van het gevecht met levendige gesprekken en gebaren. “Daar is Richthofen! Zie je hem niet? Daarboven!” “Daar is Schäfer! Verdorie, hij zit vlak achter die vent! Hij laat niet los!” “Dat moet Wolff zijn! Ja, dat is hem!”
Zo en zo voort vlogen de kreten door elkaar. Plotseling klonk er een gezamenlijke triomfkreet – hoog aan het firmament lichtte een fel brandend punt op. “Een Engelsman staat in brand!”
Bij God, wat een fantastisch, verschrikkelijk schouwspel! Het vuurpunt werd snel groter. Wat een gloed moest dat zijn geweest, die het oogverblindende hemellicht zo overstraalde en witgloeiend aan de hemel stond. Toen gleed de lichtgevende vlek naar beneden en trok zich uit tot een lange vlammenlijn die als een reusachtige, oranje meteoor over de hemel schoot – over de daghemel.
Het was onmiskenbaar mooi, zo mooi als ik nog nooit iets had gezien. En toch was het tegelijkertijd zo verschrikkelijk dat de adem stagneerde. Enkele seconden later kwam aan het bovenste uiteinde van de vlammenstrook een diepzwarte rookstrook los, zodat het geheel als een griezelige fakkel aan de hemel brandde. Aan het onderste uiteinde kwam echter uit de vlam, die vervolgens aan de hemel bleef hangen en doofde, de vorm van een vliegtuig los en daalde duizelingwekkend en cirkelend naar beneden.
Het leek soms weer rechtop te komen, alsof het zich in een glijvlucht wilde redden. Maar tevergeefs. Langzaam naderde het de grond. Toen stortte het, nog steeds vanuit een hoogte van enkele honderden meters, loodrecht naar beneden en verdween achter een plooi in de grond – te ver van ons vandaan om erheen te kunnen rennen.
“Daar valt een tweede!” klonk het weer in koor. Schommelend en slingerend zag men een ander vijandelijk vliegtuig, in een soortgelijke wanhopige strijd om zich weer rechtop te richten, naar de grond zakken, omcirkeld door een van de onze, die het niet losliet. Zonder te branden stortte het uiteindelijk ook neer en verdween achter de enkele kilometers verderop gelegen bodemverheffing. Meteen daarna kondigde een grote, zwarte wolk die achter de grondplooi opsteeg de plek aan waar het vijandelijke vliegtuig op de grond was geslagen en ontploft.
Nu gleed een tweedekker uit de lucht naar beneden en landde op ons vliegveld. Een Duitser, maar niet van onze eskader. Een luide stem uit de romp – of stoel – riep: “Gewond!” Onmiddellijk klonk het commando: “Verplegers, kom hier!”
Een groep verplegers rende haastig naar het vliegtuig toe. Er zaten twee mensen in het vliegtuig, dat tot een naburig eskader behoorde en zich in de strijd had gemengd. Een van hen, een onderofficier-piloot, bloedde hevig en leek veel pijn te hebben. Hij werd voorzichtig uit de stoel getild en naar de verbandkamer gebracht. Uit een snel onderzoek bleek dat hij een schotwond in zijn dij had, die weliswaar pijnlijk was, maar niet levensbedreigend.
Ondertussen ging boven in de lucht de woeste strijd verder, met cirkelende vliegtuigen en machinegeweervuur. “Kijk, daar brandt er weer een!” Opnieuw herhaalde zich het verschrikkelijke schouwspel van de flitsende vuurhaard, de langzaam dalende oranje gloeiende meteoor en de daaruit voortkomende zwarte rookfakkel. Opnieuw kwam het wankelende vliegtuig duidelijk los van de laatste vlam die bleef branden en vervolgens doofde. Door de grote telescoop leek een man te zien te zijn die uit de pilotenstoel naar een vleugel was gevlucht en zich daar vastklampte. Maar toen was hij niet meer zichtbaar.
Plotseling begonnen er rondom het neerstortende vliegtuig talloze gekleurde puntjes rond te springen en langzaam in de lucht te verbranden. “Dat zijn zijn lichtkogels, die in brand zijn gevlogen!” Ook deze tegenstander stortte binnen korte tijd hopeloos neer op de grond. “Daar komt luitenant Schäfer terug!” Het vliegtuig schoot in een schuine glijvlucht naar ons toe en stopte. We haastten ons erheen. Luitenant Schäfer stond op uit zijn stoel en trok zijn pet van zijn met zweet bedekte gezicht. “Nou, hoe staat het ermee?” klonk de vraag.
Maar uit de mond van de nieuwkomer klonk een stortvloed van boze uitroepen: “Verdorie, wat een rotzooi! Ik had hem, ik had hem zeker te pakken, ik was een paar dozijn meter van hem verwijderd en liet hem niet los – en dan moet dat verdomde machinegeweer juist nu weigeren!” Hij was buiten zichzelf van woede. “En het mooiste is dat ze me dat – ”hij noemde een onderdeel van het vliegtuig“ – hebben weggeschoten. Ik kan waarschijnlijk drie dagen niet vliegen. Het is om…” Woedend liep hij weg om zich om te kleden…
En nog twee vijandelijke vliegtuigen, opnieuw zonder in brand te vliegen, stortten voor mijn ogen uit de lucht neer; te ver weg om ze vanaf hier zelf te kunnen bergen; we moesten dat overlaten aan de troepen in de buurt van de crashlocatie, zoals meestal het geval is bij luchtgevechten.
De laatste Engelsman – het leek er nog maar één te zijn – vluchtte richting Arras, het gevecht was voorbij. Nog een paar minuten, en zoals grote vogels uit verschillende windrichtingen naar een prooiplek komen, verscheen hier en daar en daar uit het blauwe luchtruim boven ons vliegveld een van onze terugkerende machines, die in een snelle glijvlucht geruisloos naderde en stil op het grasveld voor de loodsen kwam te staan.
Nog geen half uur later waren ze allemaal terug. De piloten stapten uit hun stoelen en stonden lachend, trots, gelukkig en levendig pratend te midden van hun feliciterende kameraden en de enthousiast om hun officieren heen verzamelde manschappen. Niemand was gewond. Het geheel had kunnen lijken op een vrolijke sportwedstrijd.
Maar hoe weinig dat was, zag ik aan Richthofens vliegtuig. Een vijandelijk machinegeweerschot had de linker ondervleugel geraakt en het doek er ongeveer anderhalve meter lang opengesneden, als door een groot mes. En dicht bij de pilotenstoel liep een tweede kras over de buitenste houten bekleding, die aantoonde dat een ander projectiel zijn leven op het nippertje had gespaard.
Het bleek dat van de vijf vijanden die tijdens de strijd waren neergeschoten, er één op de piloot Manfred von Richthofen was neergestort. Daarmee had hij zijn eenenveertigste vijand neergehaald. Boelcke sneuvelde nadat hij zijn veertigste vijand had verslagen. Alleen de dood weerhield hem ervan om nog vaker te vliegen.
Richthofens jongere broer Lothar, tot nu toe nog een beginner, had zelfs het geluk gehad twee vijanden neer te halen. De vierde was neergeschoten door luitenant Wollf, zijn tiende tegenstander, en de vijfde door de bekwame sergeant Festner, die zich de laatste tijd ook al meerdere malen had onderscheiden.
Terwijl de vliegtuigmonteurs onmiddellijk aan de slag gingen om de schade te herstellen, probeerde de commandant door middel van ondervraging zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen hoe het luchtgevecht was verlopen en aan de hand van de kaart de plaats van de crashes te bepalen. Hij stuurde sergeant Festner, die daarover de meest nauwkeurige informatie kon geven, met de motorfiets naar die plek. Daarna ging hij naar de telefoon om zijn rapport uit te brengen.
Het was nog geen tien uur ’s ochtends toen ik afscheid moest nemen van de jachteskader Richthofen om verder te reizen.
De dag was nog lang en de lucht helder. Ik vertrok met het gevoel dat er “nog meer in de lucht hing”. En inderdaad, zo is het ook gekomen. Wat ik had mogen aanschouwen, was slechts het begin van een nog grotere dag, tot nu toe waarschijnlijk de meest glansrijke in de geschiedenis van een van onze gevechtseskaders.
Want de lezer weet zelf dat het officiële Duitse legerrapport van 13 april de volgende woorden bevatte: “De vijand verloor 24 vliegtuigen in de luchtstrijd, waarvan er 13 aan deze kant van onze linies neerstortten. De door Rittmeister Freiherr von Richthofen geleide jachteskader vernietigde alleen al 14 vliegtuigen; daarbij schoot Freiherr von Richthofen zelf zijn 41e, 42e en 43e tegenstander neer. Luitenant Wollf schoot 4 vijandelijke vliegtuigen neer en bracht daarmee het aantal van zijn overwinningen op 14. Luitenant Schäfer versloeg er 3 (toch), luitenant Freiherr von Richthofen, luitenant Klein en vice-sergeant Festner elk 2 tegenstanders.”
Moge het geluk dat hen op deze dag toelachte, de jonge helden ook in de toekomst gunstig gezind blijven, zodat zij zich op een dag in vrede kunnen verheugen over hun roem en de dankbaarheid die hun vaderland hen betoont!
(Deze bijdrage is dankzij prof. dr. Wegener beschikbaar gesteld uit zijn boek “Der Wall von Eisen und Feuer” (Brockhaus, Leipzig). Hij beschreef het westelijk front als oorlogscorrespondent voor de “Kölnische Zeitung”. Het betreft hier een van de meest informatieve essays die nog tijdens de oorlog over het Richthofen-eskader verschenen.)”
Comments (0)