Skip to content

MvR gewond aan de achterkant van het hoofd

Event ID: 414

Categorieën:

Jagd in Flanderns Himmel, Karl Bodenschatz, Verlag Knorr & Hirth München, 1935

06 juli 1917

50.770168436308694, 3.0411227634729854
Wervicq

Source ID: 58

Jagd in Flanderns Himmel, Karl Bodenschatz, Verlag Knorr & Hirth München, 1935 p.

“De ochtend van 6 juli breekt aan, het wordt een bijna wolkeloze, prachtige zomerdag. En zoals elke dag is het al weer tijd voor een vroege start.

Vroeger gaf de groene tafel bijvoorbeeld het bevel: Squadron zo-en-zo vliegt van 8-9 uur. De commandant haat de groene tafel als de pest, hij zet zijn squadrons in als het nodig is. Maar dan in een hels tempo. De machines staan opgesteld, de piloten zijn volledig aangekleed en de monteurs staan klaar om de propeller elk moment te starten. Als de startorder wordt gegeven, kan het squadron binnen een minuut opstijgen.

En het bevel komt: er is levendige activiteit door vijandelijke artilleristen voor Ieper. Korte commando’s, de monteurs werpen zich in de propellers, het stormgezang van de motoren dendert langs de lijn, dan dobberen de vliegtuigen over het veld en tillen zichzelf zachtjes van de grond. Gevechtssquadron 4 is opgestegen. Gevechtssquadron 4 zal snel terug zijn. De artillerievliegtuigen zijn zo snel mogelijk vertrokken.

Maar rond 10.30 uur komt het rapport van de luchtverdedigingsofficier: Infanterie vliegtuigen! Deze keer zijn het de rode vliegtuigen op de startplaats. Gevechtssquadron 11 met de commandant vliegt naar het front.

Voordat hij de infanterievliegtuigen aanpakt, ontdekt de Ritmeester eerst een squadron Vickers-vliegtuigen. Dit zijn bommenwerpers met een bemanning van twee of drie man. En dit zijn de Wasps waar Richthofen van houdt, ze passen precies bij hem. Hij wijkt uit voor het squadron om hen eerst te laten passeren. Hij doet ze nog niets, ze moeten rustig het achterland in, hij valt ze niet lastig. En de Engelsen zoemen comfortabel en netjes het Duitse achterland in. Tot ze plotseling een felrode gloed ontdekken tussen hen en hun weg naar huis. Hun weg terug is afgesneden. En de dans begint, een nare dans op drieduizend meter hoogte.

De cavaleriekapitein nadert het achterste vliegtuig en gaat zitten op de onzichtbare sporen waarop het zweeft. Hij heeft de tijd om na te denken over hoe hij het deze keer moet doen, want hij zit nog steeds op meer dan 300 meter afstand. Hij hoeft niet eens de veiligheid van zijn machinegeweren te halen. Hij ziet dat de Engelsman wegdraait en de waarnemer begint te schieten. Maar dat maakt niet veel indruk op hem, want op die afstand kan hij niet schieten… en op dat moment wordt hij met een hamer op zijn hoofd geslagen. Binnen een seconde, alsof hij een elektrische schok heeft gekregen, wordt zijn hele lichaam bewegingsloos en gevoelloos. Hij voelt zichzelf niet meer, hij voelt geen armen, geen benen, niets, hij zweeft in een verschrikkelijke, onbegrijpelijke leegte en tegelijkertijd wordt het donker om hem heen, een verschrikkelijke, onbegrijpelijke duisternis. Hij ziet niets meer, hij is blind geworden. Het schot heeft zijn loopzenuw verstoord.

En dat moet het einde zijn. Ritmeester von Richthofen hoeft niets meer te doen in deze wereld. Maar hij doet wel iets. Met alle geestkracht die hij tot zijn beschikking heeft, overwint hij allereerst de catastrofale indruk die het onverwachte schot, de verlamming en de plotselinge blindheid in hem hebben losgemaakt. Met gebalde energie overwint hij de schok. En na een eeuwigheid voelt hij zijn vingers weer, zijn handen, voelt om zich heen, zet het gas uit en haalt de ontsteking eruit, trekt zijn bril van zijn ogen, scheurt zijn oogleden zover mogelijk open. Maar hij ziet niets, zelfs de zon niet.

Aan de andere kant voelt hij de machine crashen, zichzelf weer opvangen, weer crashen, er is niets aan te doen. Hij dwingt zichzelf te bedenken hoe ver hij al gevallen kan zijn en schat dat hij op tweeduizend meter hoogte is. Hij ziet niet dat Squadron 11 verbaasd naar de vreemde capriolen van de commandant kijkt en dan een beetje ongerust wordt, en dat twee vliegtuigen van het squadron, de luitenants Niederhoff en Brauneck, met hem naar beneden gaan en dicht bij hem blijven.

Het erge is deze blindheid… er is gewoon niets te zien… maar plotseling beginnen er zwarte en witte stippen voor zijn ogen te dansen en hij doet zijn oogleden weer omhoog, het wordt beter. Hij kan de zon al zien. Recht in de zon. Hij ziet de fonkelende ster als door een zwarte bril. Dat is genoeg voor hem. Hij dwingt zijn ogen om beter te kijken. In een verschrikkelijke inspanning dwingt hij ze hem te gehoorzamen, ze moeten zien, zien, zien! Ze gehoorzamen. Hij kan nu de hoogtemeter aflezen. Nog achthonderd meter te gaan. Hij kan de machine vangen. Hij glijdt naar beneden. Zijn ogen zijn goed genoeg om het terrein te overzien. Het is een kraterlandschap van granaattrechters. Landen is uitgesloten. Zijn hoofd is zo hondsmoe dat het een opluchting voor hem zou zijn om nu gewoon in slaap te vallen. Hij staart naar het gebied en herkent aan de vorm van een stuk bos dat hij zich binnen de Duitse frontlinie bevindt. En dan vraagt hij zich een paar seconden af waarom de Engelsman die hem neerschoot niet achter hem komt; het zou een eenvoudige zaak zijn geweest om de gewonde Duitser neer te schieten. De Ritmeester kon niet weten dat de vliegtuigen van Niederhoff en Brauneck in zijn buurt waren, ze beschermden en dekten hem. En nu konden ze landen. Hij daalt tot 50 meter. Het is niet mogelijk, trechter naast trechter. En de half verlamde en half blinde man versnelt nog een keer en vliegt verder naar het oosten, heel laag, en dat gaat een hele tijd goed totdat hij zich realiseert dat de duisternis weer over zijn voorhoofd kruipt en er een zwakte door zijn ledematen loopt die hij niet meer kan overwinnen.

Het is de hoogste tijd.

Een paar meter boven de grond gooit hij wat telefoonlijnen en palen omver en dan zet deze wonderbaarlijke piloot zijn machine zo zacht en licht als een vlinder op de grond.

Het is klaar. Hij staat op en wil uitstappen, maar hij valt uit de stoel, hij wil weer opstaan, maar hij blijft liever liggen. De twee andere vliegtuigen zijn naast hem geland, de twee luitenants springen eruit, snellen erheen en de stille vloeken die ze uitstoten zijn als het ware dankvloeken, als er zoiets bestaat. De commandant heeft alleen een flinke schaafwond op zijn hoofd, hemels sacrament, godzijdank, verdomme.

Een verband, gebeld voor de ambulance… Op het vliegveld van Marckebeeke, op het moment dat het squadron moet terugkeren van zijn vlucht, staan een paar mannen bij de schaartelescoop. “Daar zijn ze,” zegt de adjudant, ‘één, twee, drie, vier…zes…’ dan stopt hij met tellen en valt stil. “Wiseo zes…” mompelt een ander. Ja, waarom zes? Negen zijn er weggevlogen. Waar zijn de andere drie? “De commandant bij hen?” vraagt de een.

Hij krijgt geen antwoord. En niemand anders vraagt het, maar als het eerste vliegtuig landt, rennen ze erachteraan. Het is luitenant Wolff, die het hele proces van bovenaf heeft gadegeslagen. Hij brengt snel verslag uit. Ze staren naar zijn mond.

“Niederhoff en Brauneck zijn bij hem,” concludeert hij. Eerste luitenant Bodenschatz haast zich naar de telefoon. Hij is nog maar net aangekomen of Niederhoff belt en meldt dat de cavaleriekapitein is afgevoerd, maar hij weet niet waarheen. Om 12 uur belt het veldhospitaal 76 St Nicholas uit Kortryk. De cavaleriekapitein was daar opgenomen.”

Comments (0)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top