Bodenschatz, Dostler, Döring en Wolff bezoeken MvR
Event ID: 415
Categorieën:
06 juli 1917
Source ID: 58
“s Middags stappen Bodenschatz, Dostler, Doering en Wolff in een auto en rijden erheen.”‘
“U mag niet met meneer Ritmeester spreken,” zegt de verpleegster. “Waarom niet?” roepen ze alle vier bijna tegelijk en worden onrustig. “Omdat hij rust nodig heeft,” antwoordt de verpleegster ongeduldig. “O, ik begrijp het,” zegt luitenant Bodenschatz opgelucht, “dan kunnen we naar binnen.”
Zuster Käte staart grimmig naar de onbegrijpende bezoekers en gaat dan het huis in. Als ze terugkomt, mogen ze met z’n vieren naar binnen. Met een dik, sneeuwwit verband om zijn hoofd ontvangt de cavaleriekapitein hen enigszins neerslachtig. “Het spijt me zo,” zegt hij, “dat ik in het midden van dit alles weg moet blijven, maar ik ben snel terug, heel snel.
Hij heeft een tien centimeter lange wond op zijn hoofd; ze hebben het kunnen hechten, maar later kon je altijd het kale, witte bot van zijn schedel zien dat uit een deel van zijn haar tevoorschijn kwam.
Maar… het ging goed met hem. Richthofens vader, die de plaatselijke commandant bij Lille was, werd op de hoogte gebracht, net als zijn moeder.
Eerste luitenant v. Doering neemt het commando over het squadron over.
Op het vliegveld van Fighter Squadron 11 in Marckebeeke zitten de Duitse heren zo dicht op elkaar als duiven. Ze willen precies weten hoe de commandant eruit ziet, wat hij gezegd heeft, in welke stemming hij is, of hij in bed moet liggen of op een stoel mag zitten, en of hij een goede dokter heeft, of hij in ieder geval een aardige verpleegster heeft, hoe lang het waarschijnlijk gaat duren, enz. enz. En als ze alles te weten zijn gekomen en de adjudant enigszins uitgeput vertrekt, zitten ze nog een hele tijd bij elkaar. Er werd die avond in geen van de messes van de vier jachtsquadrons veel gesproken over “wraak” of “we pakken ze terug”, noch werd er op de dag geproost.
Maar er was een zekere bedachtzame uitdrukking op alle gezichten en een zekere geconcentreerde hardheid in de ogen, en ieders kin stond een centimeter hoger dan normaal. De adjudant had dit waarschijnlijk opgemerkt. Van zijn kant zond hij een dringend avondgebed naar de hemel. Moge het de volgende dag mooi weer zijn, dacht hij vurig.”
Comments (0)