Skip to content

Menzke vertelt

Event ID: 386

Categorieën:

Die Erinnerungen der Mutter des roten Kampffliegers Kunigunde Freifrau von Richthofen. Im Verlag Ullstein - Berlin, 1937.

29 januari 1918

50.84890767354939, 16.476310886960174
Władysława Sikorskiego 19, 58-105 Świdnica, Polen
Swidnica
Schweidnitz

Source ID: 10

Die Erinnerungen der Mutter des roten Kampffliegers Kunigunde Freifrau von Richthofen. Im Verlag Ullstein - Berlin, 1937. p. 144

“Het bezoek van Manfred staat voor de deur. Zijn voorbode was, zoals gewoonlijk, Menzke, zijn collega, de stoere Sileziër met het trage woord, de vierkante schouders en de trouwe geest. Onnodig te zeggen dat er weer een groot hallo in de keuken was, een uitgebreid koffiegevecht! (Maar alleen eikel-koffie, die we zelf hebben gezet, want er is geen graan-koffie meer). Daar zijn de vragende, plagerige stemmen weer: “Meneer Menzke, heeft u ooit eerder gevlogen?” Menzke, een beetje beledigd: “Nou, ja…” Zijn cavaleriekapitein gaf hem ooit een lift en zei hem van tevoren: “Menzke, maak je testament.” En Menzke: “Nou, ik had niets om na te laten, ne wah. – En nu vertelde hij over zijn grappige avontuur, de cavaleriekapitein wiegde hem flink, hij was niet helemaal op zijn gemak in de kist, maar – nou ja – hij gedroeg zich in ieder geval beter dan Moritz, de eskadronshond, die er ook een keer was. In het begin lag hij heel stil, maar toen hij ging glijden…nou ja, ik moest de kist naderhand toch opruimen.” “Dat is nu iets bombastisch, meneer Menzke,” wenken de roodgekleurde sirenes. Menzke rolt zich eerst de onvermijdelijke sigaret (hoe snel de grove boerenvuisten dat begrijpen). “Nou – nou…we hebben waarschijnlijk een tijdje elke avond bommen gegooid…in het begin was het leuk als zo’n kerel ons probeerde te besluipen, hoog boven de wolken natuurlijk. Maar we kregen de smaak te pakken. Toen hij de motor uitzette om te gaan zweven, zei meneer Ritmeester: “Hier komt hij!” En dat klopte, er kwamen een paar dingen naar beneden. De vrolijke luitenant Wolff moest erg lachen: “Zo’n oude doos,” zei hij, “die moet wel uit het museum zijn gebrand. De Inglischmän was duidelijk zichtbaar in de volle maan, misschien wel zestig meter hoog. Wat een brutaliteit! We sloegen hem nog een paar keer op de bast met de karabijn. Toen maakte hij dat hij wegkwam.” “De dag daarna,” vervolgt Menzke na een kunstmatige pauze, ”hebben we ze zelf een flink pak slaag gegeven. Toen pakten al onze heren een gevangen genomen Engelse M.G. en schoten zichzelf neer. Het was weer een prachtige maan. De heren gingen niet eens slapen. Ze zaten in het casino en speelden kaart. Toen kwamen de brutale Engelsen weer, een heel eskader en behoorlijk diep. Ze hadden het natuurlijk gemunt op onze kostbare machines. Dat zijn de koplampen die spelen! Bauzn bauz, maak de bommen. Maar toen gaven onze Engelse M.G.s ons zuur, en luitenant Schaefer zei: ‘Ze hebben hun vet. En dat klopt: een paar broeders moesten een noodlanding maken en werden gevangen genomen.” Stilte – alleen de borden kletteren. Menzke rolt zelf een nieuwe sigaret en steekt hem met plezier op. “Nou,” merkt hij diepzinnig op. “Ik denk dat onze cavaleriekapitein dat toen van de heren heeft gekregen, want hij kan schieten, man! Ik was eens op het vliegveld, het was vlakbij Douai, en ik vroeg: ‘Waar is mijn Ritmeester?’ Ik kijk omhoog in de lucht en zie een vijandelijk vliegtuig door de wolken komen met de cavaleriekapitein erachteraan. Hij viel recht uit de zon. Maar hij schoot niet; dat deed hij nooit graag als de ander aan het zweven was. Pas toen de Engelsman zichzelf betrapte en weer wilde uitwijken, gaf hij hem de volle laag. De tweezitter raakte een dak in het naburige dorp. ‘Maak de auto klaar! Hij sprong erin terwijl hij nog in zijn vliegkleuren rondliep. Er klonk gejuich in het dorp toen de infanteristen de heer Ritmeester herkenden… Een andere keer – juist, dat was ook in de buurt van Douai – kwamen de Engelsen op een ochtend weer over ons vliegveld zoemen. Ik kijk op mijn horloge – het is iets voor zeven uur. Alarm! De cavaleriekapitein stapt uit de val en in zijn broek. ‘Hier laarzen!’ roept hij. Hij trekt Ulanka recht over zijn nachthemd; buiten springt hij in de auto en stopt op de treeplank. Het vliegtuig in… Ik wacht en wacht. Een half uur later is hij al terug, wast zich, scheert zich, gaat naar het toilet. Geeuwt een beetje. Ik zeg: ‘Ik moet meneer Ritmeester eraan herinneren dat hij in Douai wil gaan zwemmen. Feliciteer me eerst,’ zegt hij, ‘ik heb het verdiend. Hij had ook een tweezitter neergehaald, een gevechtsvliegtuig – ’s middags schoot hij er nog een neer.” De meisjes willen weten hoe ze daar leven. “Oh,” zegt Menzke, zich uitrekkend, ”best goed tot nu toe. Als ik ’s ochtends bij de cavaleriekapitein binnenkwam, nam ik altijd eerst de honneurs waar. Maar dat verbood hij. Dan rapporteer ik altijd meteen: tijd, weer, wolkenbeweging; zo nauwkeurig mogelijk, het is elke ochtend hetzelfde, want – nee wah…” (Dit wordt gevolgd door een lange briefing over de weerssituatie en de luchtdienst.) Raakt Mr Rittmeister niet vreselijk opgewonden na een luchtgevecht? “Helemaal niet, gewoon moe – hij gaat graag even liggen. Hij houdt er ook van om ’s middags een half uur op bed te liggen, met zijn kleren en laarzen aan… Ik ga op mijn tenen naar binnen, leg een deken onder zijn voeten zodat het beddengoed niet vies wordt, wah. Ik ga net zo stil weer naar buiten, want ik weet dat hij niet slaapt, hij denkt alleen maar na. En ik ga voor de deur staan en luister of alles rustig is. En als de andere heren een beetje luidruchtig zijn, neem ik mijn bordje onder mijn arm – er staat op: ‘Stil! Ik hang het op. Meneer Ritmeester heeft het zo bevolen en als het niet wordt opgevolgd, kan hij behoorlijk ‘kriegelig’ worden… Nou ja – je moet je plicht doen, ne wah; maar dan kun je rotsvast op hem rekenen. Hij heeft me afgelopen winter een mooie trui gegeven. Voor heel speciale prestaties is er waarschijnlijk ook een gouden horloge. Hij heeft voor sommige mensen vakanties georganiseerd en ze geholpen toen ze slecht nieuws van thuis hadden…” Hoe teder bezorgd had zijn burgerlijke, ietwat keelachtige stem geklonken toen de dappere sprak over de behoefte aan rust van “zijn” cavaleriekapitein – hoe hij angstig voor de deur stond te luisteren, zijn schild onder zijn arm, terwijl binnen de eskaderleider op bed lag, zijn hoofd vol vastberaden gedachten, zijn voeten uit voorzorg op het uitgespreide laken – “zodat het beddengoed niet vuil wordt…ne wah”.”

Comments (0)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top